Internationale fiscale (her)structurering: optredende complicaties

Het kan voor een (inter)nationaal opererende Nederlandse onderneming opportuun zijn een internationale corporate structure te worden aangemeten. Het opzetten of implementeren van een internationale (holding)structuur heeft niet alleen juridisch en financieel, maar ook in fiscaal opzicht tot substantiële voordelen te leiden. Teneinde fiscaal het optimale resultaat te behalen, dient ook oog te zijn voor de fiscale complicaties die een internationale (her)structurering met zich meebrengt.
In een holdingstructuur worden meerdere vennootschappen met elkaar verbonden. De meest eenvoudige structuur bestaat uit een holdingvennootschap met daaronder een werkmaatschappij. De holding wordt gebruikt om financiële risico’s en/of aansprakelijkheden te scheiden van de aan ondernemersrisico onderhevige werkmaatschappij. Zo wordt voorkomen dat bij tegenspoed het gehele vermogen van de onderneming kan worden aangesproken. Het adagium één BV is geen BV doet hier dan ook met recht opgeld.
Een holdingstructuur kan daarnaast de nodige fiscale voordelen opleveren. Een greep daaruit zonder volledigheid na te streven: activiteiten kunnen worden gesplitst, verliezen kunnen onderling worden verrekend, dividenden (winsten) kunnen belastingvrij worden uitgekeerd naar de holding (deelnemersvrijstelling of moeder-/dochterrichtlijn) en er liggen gunstige mogelijkheden tot pensioenopbouw voor ondernemers.
Bovendien bestaat tevens de mogelijkheid een internationale (holding)structuur op touw te zetten. Het voornaamste gevolg kan zijn de verlaging (of zelfs voorkoming) van belasting, met name door de werking van de deelnemingsvrijstelling of moeder-/dochterrichtlijn en toepasselijke belastingverdragen. Te denken valt aan verlaging (of voorkoming) van vennootschaps-, successierecht-, schenkingsrecht-, erfrecht- en/of bron- (royalty’s, rente en dividend) belasting.
Daarentegen kunnen bij internationale (her)structurering fiscale complicaties optreden. In een onlangs door de rechtbank Den Haag gewezen vonnis (21 juli 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:9383) komt deze problematiek prangend naar voren.

In het kader van een herstructurering werd Nederlandse belastbare winst overgeheveld naar een nieuw opgerichte Belgische BVBA (vergelijkbaar met een Nederlandse BV). Het betrof een, als zelfstandig beroep uitgeoefende, in Nederland gedreven onderneming. De Nederlandse onderneming trachtte vergoedingen voor (i) aan de BVBA uitbestede werkzaamheden en (ii) het gebruik van de in de BVBA ingebrachte auto’s (huur), (in zijn geheel) ten laste van de Nederlandse winst te brengen.
De rechter oordeelde, kort gezegd, dat de uitbestede werkzaamheden “dusdanig met het zelfstandige beroep (…) verweven zijn dat deze voor (…) [het uitgeoefende beroep] onvervreemdbaar zijn” en deze dus niet aan een derde (lees: de BVBA) kunnen worden uitbesteed. Daarnaast achtte de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat, nu sprake was van een huurovereenkomst tussen gelieerde partijen (lees: de Nederlandse onderneming en de BVBA), “de vergoeding (huurprijs) (…) voor de auto’s zakelijk [was].” De betaalde vergoedingen konden aldus niet (in zijn geheel) ten laste van het Nederlandse resultaat worden gebracht en winstverschuiving werd niet toegestaan.
De uit voornoemde zaak te destilleren rechtsvragen betreffen of, en in hoeverre, (i) door een Nederlandse onderneming gemaakte kosten (zoals vergoedingen betaald voor uitbestede werkzaamheden) en (ii) tussen gelieerde partijen zakelijk (at arm’slength) wordt gehandeld en de daaruit voortvloeiende vergoedingen, (in zijn geheel) in aanmerking kunnen worden genomen ter bepaling van de Nederlandse belastbare winst.
Deze vraagstukken spelen bij uitstek in een internationale (holding)structuur op. Het splitsen van activiteiten is daar met name debet aan. De beoordeling hiervan is evenwel tamelijk feitelijk van aard.  De omstandigheden van het geval geven daarbij de doorslag. Het bepalen op welke manier optimaal gebruik kan worden gemaakt van een internationale (holding)structuur is een delicate aangelegenheid. Het aan meten van de juiste structuur is maat werk. Het is dan ook raadzaam u zich van advies te laten voorzien door een fiscaal specialist.
Heeft u een Nederlandse onderneming c.q. bent u directeur-grootaandeelhouder van een Nederlandse vennootschap en bent u geïnteresseerd in internationale fiscale (her)structurering, dan zijn wij u graag van dienst. U kunt daarnaast al de beschikking hebben over een in het buitenland (bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk) bestuurde vennootschap voor EUR 300 p/m.
Wij hebben de ervaring en expertise u te assisteren in dezen. Mocht u nadere vragen hebben schroom dan niet om contact met ons op te nemen via client.team@duijntax.com.
N.B. indien de aandeelhouder van een Nederlandse vennootschap in het buitenland woonachtig is, dient rekening te worden gehouden met de onlangs ingevoerde wetswijziging betreffende art. 7.5 lid 6 Wet Inkomstenbelasting 2001 (zie voor meer informatie hieromtrent de spoedig te verschijnen blog op https://www.duijntax.com/nl/blog).