Beantwoording vragen wetsvoorstel ATAD1

Eerder dit jaar kondigde de Nederlandse overheid aan dat ze de Europese richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD1) opnam in Belastingplan 2019. Dit leidde tot vragen over de implementatie van het wetsvoorstel de EU-richtlijn ATAD1 en dan meer bepaald over het gebruik en de mogelijkheden tot aanpassing van de Nederlandse substance-eisen. Nu geeft Staatssecretaris van Financiën  een aanvulling op de beantwoording van deze vragen.

Deze maand zal de staatssecretaris zijn plannen voor herziening van de rulingpraktijk openbaar maken. In zijn toelichting gaat hij in op de toekomstige substance-eisen. Met de ATAD1 stelt de Europese Unie namelijk  eisen aan de aanwezigheid, activiteiten en omvang van vennootschappen, bijvoorbeeld voor het geven van zekerheid vooraf en bij antimisbruikbepalingen. Zo zijn in de huidige Wet op de Vennootschapsbelasting en de Wet op de Dividendbelasting substance-eisen opgenomen in antimisbruikbepalingen, die voldoen aan het Europeesrechtelijke criterium voor misbruikbestrijding.  Toch beperkt het EU-recht de mogelijkheid om de substance-eisen te verzwaren, omdat deze de bepalingen alleen toepast op volstrekt kunstmatige constructies.

Welnu, de aangepaste Nederlandse antimisbruikbepalingen zullen, op basis van een arrest van het Hof van Justitie EU, een tegenbewijsregeling bevatten. Die geldt voor gevallen waarin niet wordt voldaan aan de substance-eisen, maar ook geen sprake is van een volstrekt kunstmatige constructie. Zo’n tegenbewijsregeling kan de substance-eisen met andere woorden verhogen. Desalniettemin verwacht de staatssecretaris dat het verhogen van de eisen tot meer rechtsonzekerheid zal leiden. Daarom is hij dan ook zeer terughoudend met het verzwaren van de substance-eisen.